Rijksmonumenten Wiki
Advertisement
Inleiding

De (vermoedelijk) voormalige PASTORIE te Pietersbierum, aan het Tsjerkhofspaed 3, ligt op een vrij groot terrein ten zuiden van het kerkhof, met de voorgevel naar het noordwesten georiënteerd. Het is een groot pand dat door twee blokken uit twee verschillende bouwperioden wordt gevormd. Het jongste, vierkante bouwblok is in 1891 gebouwd en het oudste, rechthoekige bouwblok is een restant van een vermoedelijk 18de-eeuwse pastorie of een oude zathe. Op de kaart van de v.m. grietenij Barradeel (gedateerd 1718) uit de Atlas van Schotanus, is op hetzelfde terrein ten zuiden van de kerk al een "Pastorije" getekend. Of het hetzelfde gebouw is als het gebouw waarvan een bouwblok nog aanwezig is, is niet bekend. In 1890 is het 18de-eeuwse gebouw deels in vlammen opgegaan. Tegen de westgevel van het bouwblok dat van de vlammen is gered, is in 1891 het nieuwe vierkante blok geplaatst. Het gebouw, dat in de loop der tijd niet altijd een pastorie-functie heeft gehad, is ook nu geen pastorie meer. Het pand wordt omringd door een grote tuin. De oorspronkelijk tuinaanleg is niet meer herkenbaar. Het oude deel is in traditionele stijl gebouwd, het nieuwe deel in de stijl van de Neo-Renaissance.

Enkele INTERIEUR-onderdelen komen eveneens in aanmerking voor bescherming van rijkswege.

Omschrijving

Het nieuwere (1891) en het oudere gedeelte (18de-eeuwse) worden afzonderlijk beschreven. Het pand uit 1891 heeft een vierkante plattegrond, waaraan twee uitbouwen zijn toegevoegd: het rechthoekige torengedeelte in de noord-westelijke hoek en het rechthoekige deel van de topgevel aan de voorzijde. Het heeft twee bouwlagen, waarvan één onder de hoge dakhellingen. Het samengestelde dak (zadeldak en afgeknot schilddak) wordt gedekt door Lucas IJsbrandspannen. De gemetselde fries onder de gesegmenteerde daklijst bestaat uit rode en zwarte kalkzandstenen. De plint bestaat deels uit gemetselde bruine bakstenen met daarop een gepleisterd deel, dat tot aan de natuurstenen onderdorpel komt. Dit deel wordt versierd door diagonale, ruitvormige imitatievoegen. De gevels zijn uit bruine bakstenen opgetrokken en worden gesegmenteerd -om de tien rijen baksteen- door witte opgelegde pleisterbanden. Een doorlopende cordonlijst scheidt de eerste van de tweede bouwlaag. De voorgevel is naar het noordwesten gericht. Links in de hoek bevindt zich het torengedeelte, rechts ervan een tussendeel met een venster en weer rechts de trapgevel met portiek en voordeur. Alle vensters in de eerste bouwlaag van de voorgevel worden door een architraaf op klossen versierd, waarboven een getoogde strek is geplaatst met aanzet- en sluitstenen. In de trommelvelden bevinden zich keramische tegels met florale motieven. Alle vensters in de tweede bouwlaag zijn van strekken met aanzet- en sluitstenen voorzien, zonder trommelvelden. De toren wordt door een schilddak gedekt. In de voorste dakhelling zit een kleine houten dakkapel met pilasters en een tentdakje. Aan de voorzijde van de toren zit in de eerste bouwlaag een enkelruitsvenster (met architraaf op klossen en daarboven een getoogde strek met ge-pleisterde aanzet- en sluitstenen; in het trommelveld keramische tegels met florale motieven). In de tweede bouwlaag zit een T-venster. In de zijgevels van de toren zitten in de eerste en in de tweede bouwlaag in totaal vier smalle enkelruitsvensters met bovenlichten. Deze vensters zijn voorzien van getoogde strekken met aanzet- en sluitstenen. In het geveldeel tussen toren en trapgevel bevindt zich nog een enkelruitsvenster. In de trapgevel bevinden zich een portiek met voordeur en ernaast twee zesruitsvensters. Onder deze vensters zitten de rechthoekige kelderramen met gevlochten tralieruiten met bloemmotief in het midden. De zijmuren van de portiek springen terug. Onder de portiek, met een natuurstenen trede en granieten vloertegels, bevindt zich de dubbele voordeur met cassette-vormige panelen (waarvan twee vernieuwd) en vernieuwde roosters in het bovendeel. Dezelfde motieven -druiven en wijnranken- zijn in het rooster in het bovenlicht aangebracht. De roosters zijn niet origineel, maar zij passen qua symboliek heel goed bij de vermoedelijke functie van het gebouw. Een gedraaide colonnet met hoog basement en kapiteel vormt de deurnaald. In de tweede bouwlaag van de trapgevel bevinden zich twee halfronde T-vensters. Op de sluitstenen van de vensters rusten de gepleisterde consoles van de hierop steunende gevelbekroning. Deze bestaat uit een gebogen fronton met gemetseld tympaanveld, dat op twee bakstenen pilasters steunt. De pilasters rusten op de forse consoles. Tussen de consoles bevindt zich een rechthoekig veld dat versierd wordt door een betegeling met florale motieven. Onder het gebogen fronton is een cartouche-achtige gepleisterde rechthoekige plaat aangebracht. Hierbinnen zit een kruisvormig motief met vier bolletjes in de inkepingen van het kruis en een dieper gelegen ovaal in het midden.

De westelijke zijgevel wordt in twee gelijke delen verdeeld door een naar voren springend geveldeel in het midden, dat begrensd wordt door imitatie-rusticablokken en bekroond door een lijst, die tot aan de geprofileerde daklijst strekt. Onder deze lijst bevindt zich de gevelsteen die meldt: "De eerste steen gelegd door H.P.Kroeze, 12 augustus 1891". Links en rechts hiervan bevinden zich twee enkelruitsvensters met getoogde strekken, aanzet- en sluitstenen en blinde trommelvelden. Erboven, in de dakhelling, is een dakkapel geplaatst met schuin dak en openslaande ramen met bovenlichten.

De oostelijke zijgevel is deels blind en grenst deels aan het oudere bouwdeel.

De achtergevel bestaat uit een rechthoekig deel en een trapgevel.

In het blokvormige deel zitten twee houten tuindeuren met cassette-vormige panelen en driedelige ruiten; boven de deuren rust een luifel -met twee grote dakramen- op een houten skelet. De luifel is deels vóór de trapgevel geplaatst. Deze luifelconstructie is niet origineel. In de dakhelling boven dit blok is een houten dakkapel aangebracht met pilasters naast de ruit en een tentdakje. In de eerste bouwlaag van de trapgevel bevinden zich de houten achterdeur met vierkante panelen en driedelige ruitenverdeling en twee T-vensters met getoogde strekken en blinde trommelvelden; in de top twee rechte T-vensters. De trapgevel heeft dezelfde topversiering als die van de voorgevel.

Het INTERIEUR is qua indeling grotendeels oorspronkelijk: vanaf de ingang komt men in een betegeld halletje met originele houten, panelen tochtdeuren met een middenpaneel van geslepen glas met bloemmotief in het midden. De gang is bevloerd met grote natuurstenen platen. De houten trap naar boven is oorspronkelijk. Rechts in de gang bevinden zich twee oorspronkelijke deuren naar de kamer en links een deur naar de keuken: de keuken is verbouwd. In de kamer zijn nog originele elementen, o.m. de schouw in de achterkamer (met schoorsteenmantel en dragers van zwart marmer: het kanaal is aan de voorzijde bekleed met een hoog houten paneel met snijwerk en hoge kroonlijst); het plafond met brede lijst; de plafondschildering van het torengedeelte en de deuren. Twee toegangen naar het oude gedeelte bevinden zich in de oostmuur. Het pand is aan de noordzijde deels onderkelderd. Het oudere deel van het pand, dat vermoedelijk 18de-eeuws is, is uit kleine gele bakstenen opgetrokken en wordt door een gebroken schilddak van rode Hollandse pannen gedekt. Twee nieuwe daklichten zijn in de zuidelijke dakhelling geplaatst. Een opening in de noordgevel is gedicht en een nieuw horizontaal gelegen venster is daarboven aangebracht. In de oostgevel een dubbele houten inrijdeur en een negenruitsvenster. In de zuidgevel een houten deur en rechts ervan een negenruitsvenster en een twaalfruitsvenster met houten roedeverdeling.

Ook het INTERIEUR van het oudere deel is qua indeling nog voor het grootste deel oorspronkelijk: een opkamer, een grotere kamer en een toegangsruimte. Er zijn ook verschillende oorspronkelijke interieuronderdelen aanwezig, o.m. de brede balkenplafonds en de brede houten paneeldeuren. Dit deel is ook onderkelderd geweest, een deel van de kelder is nog aanwezig: het is niet duidelijk in hoeverre het pand in oorsprong onderkelderd was omdat die ruimte deels gedicht is.

Waardering

De (vermoedelijk) voormalige pastorie aan het Tsjerkhofspaed 3 te Pietersbierum is van algemeen cultuurhistorisch en architectuurhistorisch belang:

- als bijzondere uitdrukking van een culturele en geestelijke ontwikkeling;

- omdat binnen één gebouw twee perioden worden vertegenwoordigd uit de (bouw)geschiedenis van het dorp;

- voor de geschiedenis van de architectuur en de bouwtechniek;

- vanwege de hoogwaardige esthetische kwaliteit van het ontwerp;

- vanwege het bijzondere materiaalgebruik en de ornamentiek;

- voor het aanzien van het dorp;

- vanwege de historische en functionele relatie met het ten noorden ervan gelegen kerkgebouw;

- vanwege de architectonische gaafheid van het exterieur, zowel van het oudere (18de eeuw) als van het nieuwere bouwgedeelte (1891);

- vanwege de architectonische gaafheid van een aantal interieuronderdelen, zowel van het oudere als van het nieuwere bouwgedeelte;

- in relatie tot de visuele en structurele gaafheid van de omgeving van het dorp.






























Bron: RCE Rijksmonumenten Dataset, Tabel 2 (2009)
Advertisement